Hoofdstuk 6: Op weg naar?

Schoenen! Ik moet nog schoenen aan! Verdomme. Ben ik in de war? Pfff.
En dat pfff geldt ook als ik weer de trap opga en het ‘genot’ van de kogeldildo’s ervaar.
Waar kies ik voor? Pumps zonder hakje, met een laag hakje sneakers? Niet treuzelen nu, de taxi kan elk moment voor de deur staan.
Ik kies voor rode enkellaarsjes met een hakje.

Weer beneden vervloek ik die keuze. In combinatie met wat ik aanheb, oogt het vrij hoerig. Wat anders aan dan. Maar voordat ik op de tweede trede sta, gaat de deurbel.

Voor de deur staat een gedistingeerde heer in een driedelig pak. Overhemd, stropdas. Langs het trottoir een lichtgrijze, grote wagen. Op het dak het bord Taxi.
“U heeft een taxi besteld?” vraagt hij beleefd, terwijl ik zijn ogen snel over mij heen zie gaan, voordat hij me weer aankijkt. Ik kan bedenken wat hij denkt.
“Ja. Ik kom. Even mijn tasje pakken.”
Ik loop naar de keuken en ik bid dat er in hemelsnaam niet net buren over straat gaan of voor de ramen staan.
Met het tasje in de hand ga ik terug naar de voordeur. De chauffeur staat al bij zijn wagen. Ik kijk spiedend om me heen, terwijl ik de deur dicht doe en afsluit. Schuin aan de overkant komt een buurvrouw naar buiten, een boodschappentas in de hand. Natuurlijk wordt haar blik naar de taxi getrokken. Met mijn hoofd gebogen ‘haast’ ik me naar de taxi en naar het voor mij opengehouden portier. Ik plof neer in de passagiersstoel, wat me een kreun doet ontsnappen. Kutdildo’s!
Het portier slaat dicht. Laat hem opschieten en wegrijden!
Hij stapt in.
“En waar gaat de rit naar toe?”
Ik geef hem het adres. Hij zet de meter aan. Ik zie nog net het verbaasde gezicht van de buurvrouw als de wagen van de stoeprand wegrijdt.

“Zit u in de mode, of volgt u de modetrends?”
Op zich vind ik het grappig zoals hij zijn nieuwsgierigheid naar het riementuigje verwoordt en ik ga er in mee omdat het me afleidt van de dildo’s en het nerveuze niet weten wat me straks te wachten staat.
“Ja, ik volg trends en onder andere op het gebied van fashion,” fantaseer ik.” Vindt u het mooi?”
“Mooi, mooi,” aarzelt hij. “Ik vind het eerder apart. En het doel ontgaat me ook, als het nu iets op zou houden.”
“Kousen bedoelt u?”
“Ja. Ik had laatst zo’n Gothic meid in de wagen, die had net zoiets aan als u, maar dan  in het zwart natuurlijk. En zij droeg daarbij wel kousen, maar dan tot aan die riemen. Dat vond ik helemaal gek.”
Ik lach. “Dus dit vind u eigenlijk ook gek?”
“Ja. Of beledig ik u nu?”
“Nee hoor.”
Het laat de rit op een prettige en leuke manier voorbij gaan. Aan de andere kant zijn we daardoor te snel naar mijn zin bij KFC.

“Zet ik u af bij de ingang?”
“Ja, graag.”
De meter staat op 43 euro. Wat ik een flink bedrag vind, zeker afgezet tegen wat je kwijt zou zijn als je met het openbaar vervoer gaat. Ik geef hem drie briefjes.
“Maakt u er maar 50 van,” doe ik royaal van meneer X zijn geld.

En wat nu? Wachten tot hij opduikt? Of tot hij mij een berichtje stuurt? Maar omdat ik geen zin heb in deze outfit voor de deur te blijven staan, besluit ik het er op te wagen door hem een berichtje te sturen.
Ik ben er.
Bijna meteen komt zijn reactie retour.
Mooi zo. Je gaat het parkeerterrein af waar je er net met de taxi op bent gegaan en slaat rechtsaf. Nadere instructie volgt. X

Hoewel ik niet sta te trappelen om een wandeling te maken, ben ik blij voor de ingang van KFC vandaan te kunnen.
Rechtsaf dus. Het is een weg met een rood asfalt gemarkeerde strook voor de fietsers en daarnaast een trottoir, dat met een flauwe bocht iets verderop het industrieterrein in gaat.
In die bocht zie ik op de parkeerstrook daar een kleine camper. Ervoor een vrachtwagen met zo’n lange laadbak erachter. Hoe heet zo’n ding ook weer? O ja, een oplegger.
Naast de camper staat een ijzeren opstapje, de zijdeur staat open. Als ik de kampeerwagen passeer, dringt de geur van koffie mijn neusgaten binnen. Hmmm, zou best een bakje lusten. De oplegger heeft, het kan bijna niet anders tegenwoordig, een Pools kenteken. Van de cabine zijn de gordijntjes gesloten.
Ik vraag me af waar ik meneer X ga ontmoeten. In een loods? Een heel eind van me vandaan zie ik een bord van een makelaar aan de gevel. Zelfs vanaf deze afstand kan ik zien dat het pand of te koop is, maar ook gehuurd kan worden. Zou zoiets de ontmoetingsplek kunnen zijn? Een leeg kantoorpand?
De telefoon geeft het signaal dat er een berichtje binnen is.

Loop terug naar de kampeerwagen, ga naar binnen, ga achterin op het bed zitten en doe het masker voor je ogen. En zorg ervoor dat dat goed zit! Want als ik de indruk krijg dat je ook nog maar iets kunt zien …

Ik huiver, ben al lang blij dat hij de zin niet verder aangevuld heeft. En ik huiver omdat ik het masker voor moet doen. Waarom? Zodat ik niet kan zien wat hij met me van plan is te doen?  Ik stop de telefoon terug in mijn schoudertasje en ik ga naar het busje toe. Er zit niemand achter het stuur. Bij de zijkant aangekomen  haal ik diep, heel diep adem voordat ik naar binnen ga. Ook niemand. Wat raar.
Tegenover me een tweepits kooktoestel. Kastjes. Naast me een tafeltje en tweezits bankje. Een kast. Waarschijnlijk het toilet? En achterin het busje inderdaad een bed, een verhaalserie 6twijfelaar. Niet opgemaakt, enkel een matras. Ik ga zitten, haal het masker uit mijn tasje en doe het om. De zachte leren kussentjes dekken mijn ogen volledig af, dus ik snap niet dat hij zich druk maakte dat ik mogelijk wat zou zien. Toch trek ik voor alle zekerheid het riempje op mijn achterhoofd zo strak mogelijk aan voordat ik het vastgesp.
Het duurt slechts kort voordat ik hem binnen hoor komen en de deur dicht hoor gaan?
“En daar is zowaar mijn lieve Lisette. Ga maar liggen op het bed.”
De stem is niet zwaar, niet hoog. Geen accent. Het is … een stem. Die ik in ieder geval niet herken.
Op de tast ga ik liggen. Ik voel iets om mijn rechter pols gaan. Een leren band? De andere pols volgt. Mijn enkels volgen. Ik heb geen flauw idee wat hij aan het doen is. Staat hij nog naast me? Bekijkt hij me? Heeft hij misschien zijn broek laten zakken?
Het geluid van een motor die aanslaat. Ik merk dat de bus achteruit rijdt, dat hij de wagen keert.
“Waar gaan we heen?” roep ik boven het geluid van de motor uit.
“We gaan een heel eind rijden. Probeer maar te slapen, want we zijn uren onderweg.”
Ik kom overeind, nee, wil overeind komen, maar dat lukt me niet, ik lig vast!
“Maak me los! Laat me gaan!”
Zijn reactie is dat hij de radio aanzet. Luid.

Gepubliceerd door

hansbakkerschrijft.com

Ik schrijf vanuit de behoefte om zo nu en dan mijn fantasieën in verhalen om te zetten. Verhalen die erotisch, erotisch getint dan wel bizarre vertellingen zijn. Weet daarbij in elk geval dat ik ernaar streef om in mijn schrijfsels niet te kwetsen en de dingen niet ordinair te verwoorden. Wat voor mij voorop staat is de wens jou leesplezier of –genot te bezorgen.

4 gedachten over “Hoofdstuk 6: Op weg naar?”

Plaats een reactie