Onder het voetbed van mijn sneakers knisperen de dorre bladeren die de bomen tijdens deze lange en hete zomer hebben afgestoten. Want via de bladeren verdampt er veel water en juist dat water heeft de boom nodig om te overleven. Door blad af te stoten, blijft er meer vocht in de boom zitten, waardoor ze niet te veel uitdrogen. Kennis die ik uit een artikeltje in de krant van een bioloog heb opgedaan. En nog steeds, begin september, is het warm en niet gek dat ik daarom in T-shirt en korte broek door het aan mij onbekende bos- en heidegebied tegenover het hotel wandel, waar ik voor een korte vakantie van vijf dagen verblijf.
Van een meer open deel nader ik nu een stuk waar de bomen enorm hoog zijn en dicht op elkaar staan, wat het pad er tussendoor zelfs op de dag in de schemerig laat zijn. Dan, op de bijna grens van beide gedeeltes zie ik een eind van het pad vandaan drie tegen elkaar staande stammen, waaraan aan kettingen een zwarte ketel hangt boven een ronde, stenen vuurplaats. Slechts de heks ontbreekt er nog aan. Een eindje daar vandaan zijn in een cirkel zitplekken gecreëerd waar het bereide brouwsel genuttigd kan worden. Ik snap dat het een alleraardigst iets is voor kinderen en hun ouders. Leuk dat de bosbeheerder of wie dan ook zoiets neerzet.
In gedachten loop ik het door de bomen donkere bospad verder af, dat op het einde eindigt in een T-splitsing. Ik besluit rechtsaf te gaan. Als ik een bruggetje nader, zie ik meteen rechts van me op een open plek een aantal wonderlijke objecten staan, met ernaast iets wat me een infobord lijkt. Wat klopt, zie ik als ik ervoor sta. Onder en naast de voor kindjes gemaakte illustraties lees ik: Dit is Kila. Ze zegt tegen jou dada. In haar pamper doet ze vaak kaka. Onmiddellijk doet dit stukje proza me denken aan een vriendin die ik op Facebook en van Instagram ken en die aan ageplay doet. Hoewel zij bij mijn weten, in tegenstelling tot Kila, geen kaka in haar luier doet.
Het laatste gedeelte van de tekst, Ken je een liedje over het bos? Zing het maar of speel het op de instrumenten moet me doen geloven dat die eigenaardige objecten de voorwerpen zijn waarmee ik ‘muziek’ kan maken? Als ik bij het eerste voorwerp sta, zie ik dat aan de uiteinden van de sierlijk gebogen stangen klokjes hangen met erin klepeltjes, waarmee ik daadwerkelijk geluid kan maken. Goh, wat moet het ontzettend leuk zijn voor kindjes om dit tegen te komen in het bos en dat gaat vast en zeker ook op voor de ouders. En voor mij? Mijn interesse wordt gewekt door iets dat wat weg heeft van een liggend rad. Zes houten balken steken vanuit een puntige houten kern uit om elk te eindigen boven een metalen veer. Of daarmee ook muziek te maken is? Dat is wat me niet interesseert. Ik vraag me namelijk af hoe het zal voelen als ik op die kegelvormige punt ga zitten. Wat te maken zal hebben met mijn masochistische inslag. Op welke manier zal die tegen mijn aars drukken? Lekker of pijnlijk of? Nou ja, dat kom ik dus alleen te weten als ik er daadwerkelijk op ga zitten. Ik spied naar alle kanten om zeker te weten dat er niemand aankomt, want het kan niet anders zijn dan dat het vreemd over komt als iemand mij zo zal zien zitten.
Ik moet even zoeken naar wat de handigste manier is om dat – stomme – idee uit te voeren en dat blijkt met elk been aan beide kanten van één van de balken. Waarna ik me voorzichtig laat zakken, totdat ik de punt tegen mijn korte broek voel duwen en die positie inneem dat ik die tegen mijn aars voel drukken. Om dan met mijn volle gewicht erop gaan zitten. Direct is de punt voelbaar. Pijnlijk? Mwah, het is te doen. Totdat ik het gevoel heb dat handen op m’n schouders worden gelegd en me krachtig neer duwen. Is het verbeelding of? Maar voordat ik daaruit ben, is de wereld om me heen onscherp, vervaagd, verdwijnt.
Ik krijg mijn bewustzijn terug. Hoewel. Want waar is het houten rad gebleven waar ik op zat? En de open speelplek? Het bos? Of droom ik soms? Dat ik bij Kila ben? De volwassen versie dan, want de ‘baby’ tegenover me is zeker ergens in de dertig. Ze heeft een roze pak aan, een jumpsuit of zo en draagt het blonde haar in twee staartjes. Ze haalt de speen uit haar mond.
“Wie ben jij?”
“Ik ben Hans,” reageer ik automatisch op haar vraag. “En wie ben jij?”
“Ik ben Kila en wil je met me spelen? Kijk,” pakt ze een zakje op en keert dat om. “Allemaal kleurtjes. Welke wil jij?”
Ik wil helemaal niets, ik wil gewoon weer in het bos zijn en verder gaan met mijn wandeling en vooral weg van deze rare droom, waarin ik wat aanheb? Het moet iets anders zijn dan mijn korte broek. Ik kijk naar beneden en zie een hemdje met allerlei afbeeldingen van Snoopy om z’n hondenhok. En heb ik een luier om? Met de ene hand til ik het hemdje iets op en met de andere tast ik naar inderdaad een luier, die bij mijn aanraking een knisperend geluid maakt. En die op z’n plaats wordt gehouden door een leren tuigje?
“Ik heb ook een luier,” lacht Kila vrolijk. “En ik heb kaka gedaan.”
Nu ze het zegt, dringt de geur ervan m’n neusgaten in.
“Mama komt zo. En dan krijg ik straf omdat ik het niet op het potje heb gedaan,” kijkt ze bedrukt, om bijna meteen te vervolgen met: “Mijn mama is een heks. En wat is jouw mama?”
“Mijn moeder is …” Dood, wil ik zeggen, maar dat klinkt te cru. Hoewel het kind tegenover me natuurlijk geen kind is, maar een volwassen vrouw, in weliswaar een roze speelpakje en die nu de speen weer in haar mond steekt. Ik heb ondertussen het tuigje verder bevoeld en ben tot de verontrustende ontdekking gekomen dat dat met een slotje afgesloten is, zodat ik me niet kan ontdoen van zowel tuigje als luier.
Dit is waanzin, ik moet wakker worden en verder gaan met mijn wandeling. “Ben jij echt?” probeer ik aan deze dwaasheid te ontsnappen, want misschien is ze een droomfiguur.
“Hoe bedoel je?” vraagt ze me als ze de speen weer uit haar mond vandaan heeft. “Of ik altijd zo ben?”
Ik knik.
“Nee. Ik heb wel veel knuffels en ik kijk graag naar tekenfilms, het liefst draag ik mijn haar in staartjes en ik vind het leuk om met mijn mama naar de dierentuin of naar de bioscoop te gaan en daarna gaan we een ijsje eten en mijn mama is mijn meesteres.” Om nu na dit lange betoog diep adem te moeten halen, om dan door te gaan voor een vervolg. “Maar naar mijn werk heb ik gewone kleding aan. Wel vaak met een luier eronder en ik heb een tas met een luier mee.” Ondertussen heeft ze een potlood gepakt en begint te tekenen op een vel papier, op z’n kinds, in de leeftijd van een jaar of 8?
Ik wil net opstaan om te bezien of er ergens een uitweg is uit dit gekkenhuis, als een vrouw binnenkomt.
“Mamma!” is gelijk de blije reactie van Kila.
Dat ze beiden niet veel in leeftijd zullen verschillen, maakt me duidelijk dat degene die net is binnengekomen in ieder geval niet echt haar moeder is. Het woord ageplay dringt zich aan me op, waarbij de rolverdeling me helder is en de in het zwarte, strakke pak gestoken vrouw de macht heeft en de regels vaststelt. Dat zij blond is, verbaast me, want heksen hebben toch altijd zwart haar? Maar hoe dan ook, ik vraag me bezorgd af wat mijn rol in deze setting is of gaat worden. Gezien waar ik in zit, in hemdje, luier en tuigje, vrees ik het ergste.
“Ik wil weg,” begin ik dan ook gelijk tegen haar.
De vrouw trekt de neus op en daarbij meteen ook een vies gezicht. “Bah, je hebt het weer in je luier gedaan!” reageert ze naar Kila en negeert daarbij mijn geuite wens. “Later ga ik je pas verschonen en daarvoor straffen, maar eerst is hij daar aan de beurt,” went ze zich dan toch tot mij, met de wenkbrauwen opgetrokken. “Jij wilde dus èn met Kila spelen èn iets in je reet voelen. Want ik heb je gezien, daar in het bos.”
Hoe kan ik haar daar dan niet gezien hebben? Ik heb toch echt goed om me heen gekeken voor ik me op de punt van dat ‘rad’ liet zakken.
“Maar voorlopig heb ik aan één speeltje genoeg – ze kijkt even naar Kila – en zal ik jou bij me roepen als ik je gebruiken wil.”
Ik wil niet gebruikt worden door haar, ik wil weg. Ze kijkt me met priemende ogen aan en hoewel ik die blik wil ontwijken, lukt me dat niet. En net als eerder, op het ‘rad’, voel ik me opnieuw wegglijden in de duisternis en net voordat ik in het donker verdwijn, hoop ik dat ik dadelijk wakker word in het bos en alles een droom bleek te zijn.
Met een licht gevoel in m’n hoofd sta ik voor een infobord met de uitleg over wie Kila is. Heeft de tijd even stilgestaan? Omdat ik dit al heb gezien, gelezen en, frons ik, meegemaakt? Als ik voetstappen hoor, draai ik me om en zie een vrouw over het laatste stukje van de houten brug vandaan komen. Ze komt me bekend voor.
“Goedemiddag,” en met een glimlach rond de lippen passeert ze me over het bospad.
“Dag,” beantwoord ik haar groet. Omdat ik nog steeds niet helder ben, duurt het voor ik me realiseer waar ik haar van ken. Zij is, of was dus de vrouw in het roze speelpak. Zij is Kila!
Ik keer me van het infobord af, doe het drietal passen naar het bospad en zie niemand. Wat niet kan, maar ze is toch echt weg. Meteen nadat ik die stappen heb gedaan, dringt het tot me door dat ik wat anders onder de korte broek heb zitten dan de slip die ik vanochtend aantrok. Nog voordat ik, na goed om me heen te hebben gekeken, m’n broek iets naar beneden trek, weet ik al wat daar om m’n onderlichaam zit. En ja, het is een luier. Zoals ik nu doorheb, nee, voel dat ik iets in mijn aars heb en dat me dat daar behoorlijk vult. Dus was wat ik daarstraks beleefd heb geen droom? Wat het wel was natuurlijk, want ik kan onmogelijk in een andere dimensie zijn geweest. Maar hoe kan het dan dat ik een luier omheb, een buttplug in en dat ik Kila heb zien passeren?
Pas als ik terug ben in het hotel en op de kamer kan ik me van beide bevrijden. En wat er in m’n kontgat zat, is dus inderdaad een flinke zwarte siliconen buttplug. Onder de douche doe ik een poging alles te verwerken, te verklaren, maar het onmogelijk kan begrijpen.
Als ik me afdroog, zie ik op de kuit van mijn rechterbeen in zwart ingebrand of getatoeëerd 666 staan.