De erfenis, 2.

Als Suus na een douche de badkamer uitkomt, stapt Roos net de hotelkamer in, bezweet van het joggen. Iets waar Suzanne niets van moet hebben en al helemaal niet als iets zo vroeg in de ochtend moet gebeuren.
Nadat ook Roos gedoucht heeft en ze zich beiden hebben opgemaakt en aangekleed, gaan ze naar beneden voor het ontbijt, waar ze een ruime keuze hebben aan broodsoorten, hartig en zoet beleg, melkproducten, ontbijtgranen, eiergerechten en fruit en fruitsappen. En niet een kopje koffie of thee, maar kannetjes. Ze genieten er op hun gemak van, ondanks dat het doel van hun reis, het bezoeken van Starkenburg en het kijken naar en beoordelen van het huis dat Suus kan erven, nu toch wel begint te kriebelen.

Als ze om half elf het hotel uitlopen naar de auto, zijn ze zover. Het infotainment geeft aan dat ze er 16 minuten over doen. De korte trip voert hen door Traben naar de brug over de Moezel en in Trarbach leidt een steil oplopende en kronkelende weg hen naar waar het hen om begonnen is: de Schlossstraβe in Starkenburg, aan welke straat het huis moet liggen, op nummer 1.
“Zal dat het zijn?” mindert Suus vaart bij de nadering van het eerste huis, dat op de hoek van een viersprong staat. Beiden turen of ze een huisnummer kunnen ontdekken.
“Nee,” ziet Suzanne het als eerste. “Dit is nummer 46. We moeten dus aan de andere kant van het dorp zijn.” Ze drukt het gaspedaal iets in en in een rustig tempo rijden ze door.
Als de straat in een boog om de behuizing links lijkt te gaan, grinnikt Roos: “Goh, het gehucht heeft zelfs een ringweg.”
Aan de rechterkant is bos. De boog, een halve cirkel eigenlijk, zijn ze al bijna gerond als aan de rechterhand een aantal huizen redelijk dicht bij elkaar staan.
“Ze hebben hier in elk geval geen telling van aan de ene kant oneven en aan de ander de even nummers, want dit zijn 36, 35, 34 en 33.”
“Oké,” kijkt Suus mee naar de nummering. “Apart.”
Als de boog ten einde is, lijkt het alsof ze het dorp al verlaten, omdat de straat voornamelijk aan de kant van Roos nog huizen heeft, met erachter het bos en aan de andere kant ervan een enkel huis en voorstelbaar diep daaronder het Moezeldal. Iets wat een eindje verderop wordt bevestigd door de welluidende naam van een café/restaurant ‘Schöne Aussicht’?
“Dus moeten we strakjes maar kijken of dat zo is?”
“Dat is goed. Maar we moeten er nu bijna zijn, toch?” klinkt de spanning in Suus’ stem door,
“Ja,” beaamt Roos, “want hier rechts van me is nummer 13.”
“Oké.” Ze remt af. “Weet je, ik zet de auto hier alvast neer.”
“Ja, prima, want dat laatste stukje is te lopen.”
Als de auto met de neus naar het muurtje dat langs de parkeerplaats gaat, stilstaat en ze uitgestapt zijn, hebben ze nu al een fenomenaal uitzicht over het Moezeldal en op Traben-Trarbach.
“En kijk, daar links van ons,” stoot Roos haar vriendin aan, “dat is ons hotel.”
“Ah ja. En goh, moet je die vrachtboot zien, het lijkt wel een miniatuurscheepje zo.”
Even genieten ze van het uitzicht, maar dan keren ze zich om, om het allerlaatste stukje op te gaan naar dat wat aan Suzanne in erfenis mogelijk wordt nagelaten.

MINOLTA DIGITAL CAMERA
MINOLTA DIGITAL CAMERA

“Nou, het is wel duidelijk wat je daarmee moet doen,” is de reactie van Roos, waarna ze van het huis naar Suus kijkt, die met een verbouwereerd gezicht naar de woning staart. “Tja,” is het enige wat die vooralsnog weet uit te brengen.
Ze staan weliswaar niet naar een heus verkrot pand te kijken, maar als het onder de noemer onbewoonbaar verklaard valt, zou hun dat niet verbazen.
“Maar toch vraag ik me af wat de reden is of kan zijn dat mevrouw Kleemann dit aan mij wil nalaten,” vraagt Suzanne zich dan hardop af. Iets waar haar vriendin ook zo gauw niet een verklaring voor kan bedenken.
“Misschien als we kunnen achterhalen wie zij was?” knikt Roos naar het pand ernaast, dat er in elk geval bewoond uitziet. “Dus eh, hoe is ons Duits?”
Ze bellen aan. Een vrouw van middelbare leeftijd doet open. Suus doet het woord, poogt uit te leggen dat zij het huis naast dat van haar kan erven en of mevrouw misschien iets weet van wie er naast haar heeft gewoond? Frau Ursula Kleemann wellicht?”
“Nein, nein, ich will damit nichts zu tun haben,” blikt de vrouw haar gelijk geschrokken aan en meteen sluit ze met een klap de deur. Verbluft kijken de vriendinnen elkaar aan.
“Wat was dat nou?”
“Geen idee,” haalt Roos de schouders op, “maar vreemd was die reactie van haar wel. Alsof ze ergens bang voor was of is.”
“Ja,” aarzelt Suus. Om dan naar een huis iets verderop en aan de andere kant van de straat te wijzen. “We gaan het daar nog eens proberen.”
Een mevrouw doet, nadat Suus aangebeld heeft, een raam op de eerste verdieping open en na haar aangehoord te hebben, verschilt haar reactie niet zo gek veel van haar overbuurvrouw. Ook een nee, nee, van niets willen zeggen en snel het raam weer sluiten.
“Zullen we in het Schöne Aussicht gaan lunchen?” zucht Roos. “Want dit schiet niet op zo. En dan kunnen we daar eens alles op een rijtje zetten.”
“Ja, laten we dat maar doen.”

Het uitzicht is er even mooi als net bij het muurtje. Alleen voelt het enger. Wat komt doordat de houten planken van de vloer in de uitbouw licht golven bij het erover heen lopen en omdat het tafeltje aan de raamkant met een enkel laags glas brozer oogt als een dik stenen muurtje. Plus dat het eerste gedeelte van de rots onder het bouwsel steil naar beneden gaat.
Ze besluiten eens gek te doen in dit toch al maffe gebeuren en ze bestellen bij een salade met breekbrood een fles Enkircher Steffensberg Riesling.
“En, wat is je idee over het pand?” kijkt Roos haar vriendin onderzoekend aan.

“Dat het er bepaald niet uitziet als een toekomstige vakantiewoning,” meesmuilt Suus.
“En ik mag aannemen dat je er verder ook niets in ziet, toch?”
“Ja, klopt. Als we terug zijn, ga ik dan ook gelijk de rechtbank berichten dat ik van de erfenis afzie. Het enige wat ik me blijf afvragen, is het waarom de ons onbekende Ursula Kleemann bij mij terecht is gekomen.”
“Tja,” bepeinst Roos, “En de buren waren ook bepaald niet toeschietelijk om enig inzicht te geven in hoe en wie ze was.”
“Ze leken wel bang, hè?”
Als de serveerster met het bestelde aan tafel komt, onderneemt Suus nog één poging om haar te vragen of zij ook maar iets weet van die vroegere bewoonster van de Schlossstraβe 1. Haar antwoord is ontkennend, maar ze geeft aan dat binnen iemand zit die er misschien iets over kan vertellen; ze gaat het hem dadelijk vragen.
Niet veel later komt een oudere man aan lopen, een gebruinde landman met een doorgroefd gelaat, vermoedelijk een wijnbouwer. Hij trekt een stoel van een andere tafel bij en gaat aan de kopse kant van hun tafeltje zitten, waarna hij gelijk van wal steekt.
“Frau Kleemann, hm? Die is ja dood, zeggen ze.”
“Ja. En ik kan haar huis erven als ik dat wil,” geeft Suzanne hem te weten.
“Ach zo.” Hij kijkt haar een ogenblik met samengeknepen ogen aan. “En gaat u door met die maandelijkse samenkomsten? Want u bent van het buitenland.”
“Ja,” reageert ze, verbaasd over wat hij daarvoor zei. “Ik bedoel, ik kom uit Nederland. Maar wat bedoelt u, wat zijn dat voor samenkomsten?”
Met een ruk trekt hij de stoel naar achter en staat op. “Waar verblijft u?”
“Daar beneden, in hotel Krone,” wijst Suus met een frons, verrast door de plotselinge reactie van de man.
“Goed. Morgenochtend vroeg, om 9 uur vertelt zij u meer.”
“Kan dat een uur later?” levert Roos haar eerste bijdrage. “Want ik loop iedere ochtend hard en daarna moet ik nog douchen en ontbijten.”
“Goed,” klinkt het nog eens, waarna hij weg beent en de vrouwen in verwarring achterlaat.

“Nou ja,” geeft Roos een eerste reactie. “Maandelijkse samenkomsten? In die bouwval? En wat voor dan? Kinky feesten?”
“Dat zou dan wat voor jou zijn,” grinnikt Suzanne. “Ben jij strakjes mijn eregast als ik het pand heb geërfd.” Maar dan, serieuzer: “Wellicht zijn het occulte bijeenkomsten, want dat zou de angstige en afwijzende reactie van die twee vrouwen verklaren.”
“Hij leek te schrikken toen jij vroeg wat dat voor bijeenkomsten zijn,” fronst Roos. “Alsof hij besefte dat hij misschien al te veel had gezegd. Vond je ook niet?”
“Ja, dat ben ik met je eens,” rimpelt ook Suus haar voorhoofd.
Roos weer: “En wie is zij die ons morgen komt opzoeken? Is zij iemand die toch in dat huis op nummer 1 verblijft, totdat ze eruit moet?”
“Omdat?”
“Omdat jij, of wie dan ook het gaat erven.”
“O ja,” bromt Suus.
“Maar hoe ze er in godsnaam bij komen dat jij in die wereld van samenkomsten zou passen?”
Haar vriendin haalt de schouders op. “Dat is iets wat we morgen horen?”
“Hm. Weet je Suus, ik heb er geen goed gevoel bij.”

Gepubliceerd door

hansbakkerschrijft.com

Ik schrijf vanuit de behoefte om zo nu en dan mijn fantasieën in verhalen om te zetten. Verhalen die erotisch, erotisch getint dan wel bizarre vertellingen zijn. Weet daarbij in elk geval dat ik ernaar streef om in mijn schrijfsels niet te kwetsen en de dingen niet ordinair te verwoorden. Wat voor mij voorop staat is de wens jou leesplezier of –genot te bezorgen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s