Bij thuiskomst loopt Lars via de keuken de tuin in om even de zinnen verzetten door hier en daar wat onkruid uit de borders te trekken. Het is niet dat hij gebukt gaat onder de moord die hij vanmorgen op zijn bord geschoven kreeg. Nou ja, vooralsnog is het Janets zaak, bij wie hij over de schouder meekijkt. Het is wel een moordzaak die hem intrigeert. Is zij het slachtoffer geworden van een uit de hand gelopen spel van een stel dat het gangbare zat was en eens iets wilde proberen in de trant van vijftig tinten grijs? Of is ze omgebracht uit wraak? Of moest haar het zwijgen opgelegd worden? Of is haar dood een
waarschuwing voor anderen? Kortom, voorlopig blijft het gissen zolang ze niet over aanwijzingen beschikken. Het enige dat ze hadden, was dat de vrouw van het Duitse paar van de camper wakker was geworden en een auto had horen wegrijden. Omdat ze moest plassen, was ze uit bed gegaan en op het klokje bij het keukentje gezien dat het tien voor half vier was. En o ja, ook twee paar schoenafdrukken bij het vennetje, wat er op duidt dat ze door twee mensen daar heen is getild.
Op weg naar huis waren zijn gedachten bij Janet geweest. De eerste keer, bij een meeting over mensenhandel, had hij haar beoordeeld als deskundig en ter zake, maar verder geen speciale aandacht voor haar gehad. Vandaag had hij haar aanpak van de zaak getaxeerd als voortvarend en dat ze haar team op een prima manier aanstuurde. Oké, het is weliswaar haar eerste moordzaak, maar in het ontbrekende stuk ervaring op dat gebied is hij er om daarin bij te staan.
Maar de tijd die hij vandaag met haar doorbracht, heeft hij niet alleen haar functioneren als rechercheur gezien; hij was zich ook bewust geworden van haar vrouwelijkheid. Die iets met hem gedaan heeft wat hij lang niet ervaren heeft. De behoefte aan samen zijn, het gemis van een maatje.
Hij draait zich om naar het huis, dat het thuis is geweest voor zijn vrouw, hun zoon en beide dochters. Het is al weer vier jaar geleden dat zijn Conny is overleden, hun jongste dochter zat toen net een jaar op kamers, de andere twee waren al eerder uitgevlogen.
Het is een huis dat hem lief is, maar te groot, veel te groot voor hem alleen, met op de eerste verdieping vier slaapkamers en op de tweede verdieping nog eens twee kamers, voor logés. De reden dat hij het nog niet in de verkoop heeft gedaan, is het tegen de garage aangebouwde botenhuis, waar de motorsloep in ligt en waarmee hij zo op de Kagerplassen zit.
Misschien vindt ze het leuk om een keer mee te gaan, de plassen op. En hij weet er de rustige plekjes te vinden waar ze kunnen zonnen, zwemmen, picknicken …
Kan hij het nog, flirten? Een vrouw versieren? De laatste keer dat hij dat heeft gedaan is een dikke dertig jaar terug, bij Conny. Maar mocht hij al besluiten een poging bij haar te wagen, zal hij toch allereerst moeten vaststellen of ze al dan niet een relatie heeft. Hoewel, en daar had hij naar gekeken, ze geen verlovings- of trouwring draagt. Sterker, om geen enkele vinger droeg ze een ring. De enige sieraden die die hij gezien had, waren de zilveren oorknopjes.
Met de maaltijd achter de kiezen en de vaat in de vaatwasser zit hij net op de bank te lezen in de roman van Bert Wagendorp, Ferrara, over vijftigers op zoek naar een nieuw perspectief, als de telefoon gaat.
“Hai, met Janet. We hebben een naam. Haar ouders hebben haar als vermist opgegeven. Een wagen van de landelijke eenheid brengt hen van Utrecht, waar ze wonen, naar Den Haag voor de identificatie.”
“Dat is goed nieuws. Wil je dat ik naar Den Haag kom?”
“Nee. Ik heb het adres van Birgit, zo heet ze. Birgit van de Wal. Het is in Leiden. Ik vind het fijn als jij daarheen gaat. Lex Terhaar, één van mijn rechercheurs, is daar al onderweg heen en hij regelt een slotenmaker om binnen te komen.”
“Prima, ik ga die kant uit.”
Hij glimlacht als hij de verbinding verbreekt om Janets opdracht, die ze aardig als opdracht had weten te verbloemen door haar woordkeuze. Hij heeft er ook geen enkel probleem mee, ze heeft tenslotte de leiding.
Het adres blijkt aan een gracht in het centrum te liggen. Voor het betreffende huisnummer staat een man op de smalle stoep. Een kalende veertiger in zwarte spijkerbroek, shirt en zwart leren jack. Het zal of Lex of de slotenmaker zijn. Het blijkt de eerste te zijn.
“We kijken eerst of ze in haar appartement vermoord is?” is zijn retorische vraag.
“Ja. En als dat het geval is, halen we Forensisch erbij. En anders wordt het een kijken of we iets kunnen vinden dat ons verder kan helpen, wat dan ook.”
“Zoals agenda, laptop, telefoon, dat soort dingen.”
“Precies. En verder alles wat afwijkt of opvalt. En bij de buren informeren wanneer ze haar voor het laatst gezien hebben, of dat ze weten of ze mensen over de vloer heeft gehad.”
Een witte bestelbus passeert hen langzaam. Op de zijkant staat de naam en het beroep van de inzittende, het is de slotenmaker. Die binnen de kortste keren schadevrij de deur op de eerste verdieping voor hen weet te openen.
Allereerst doorlopen Lars en Lex het appartement en al snel is hen duidelijk dat Birgit niet thuis omgebracht is.
“Zal ik in de slaapkamers beginnen?” oppert Lex.
“Prima, dan begin ik hier in de woonkamer.”
Hij gaat op de stoel voor de secretaire zitten. Een fraai, oud meubelstuk met drie laden aan beide kanten onder het bureaublad en laatjes bovenop. Hij neemt net de eerste lade door, als Lex hem roept.
“Kom eens kijken, Lars!”
Als hij de slaapkamer in komt, ziet hij gelijk waarom Lex, die bij de geopende deuren van de kledingkast staat, hem heeft geroepen. Naast de voor een jonge vrouw gangbare kleding hangen diverse jurkjes, rokjes en broeken van latex en leer en op de vloer van de kast staan vijf paar laarzen, van knie- tot dijbeen hoog. Lars laat een fluitend geluid over zijn lippen gaan.
“En moet je dit zien.”
Lex opent één voor één de twee laden naast het schoeisel. In de bovenste liggen naast de normale stringetjes, slipjes en beha’s versies in latex en leer waaronder ook bustiers. En in de lade eronder zweepjes, leren boeien, een masker en een keur aan zwarte kunstpenissen en andersoortige speeltjes in maten, die in lengte en/of diameter op z’n zachts gezegd onprettig moeten zijn om waar dan ook in te krijgen, bijt Lars overpeinzend op z’n onderlip.
“Dit sluit aardig aan bij hoe we haar gevonden hebben, hè?” knikt Lex in de richting van de kast.
“Ja, dat ben ik zeker met je eens. Maar we moeten er wel voor waken om geen tunnelvisie te ontwikkelen.”
Ze speuren verder. De laden in de secretaire leveren niets bijzonders op. Ze zijn deels gevuld met pennen, scharen, paperclips, elastiekjes, dat soort werk. De koelkast en keukenkasten, met graanproducten, muesli en magere yoghurtjes laten zien dat ze er een gezonde levensstijl qua eten op nahield. In de badkamer toiletspullen van haar alleen en in de wasmand vuile was van het normale soort.
Op de rand van het bed, waarop het dekbed teruggeslagen is, kijkt Lars peinzend naar de nog steeds openstaande kast en laden. Dat de jongedame er een kinky leven naast een gewoon leven op nahield, laten de spullen overduidelijk zien. Maar met wie? En moeten ze het in die hoek gaan zoeken? Zoals ze haar gevonden hebben, is het antwoord daarop ja.
Lex komt de slaapkamer in.
“We zijn wel klaar hier?”
“Ja. Weet je wat ik mis, Lex?”
“Ik denk het. Haar laptop.”
“Precies.”
Hij belt Janet om te horen hoe het haar vergaan is en om haar verslag uit te brengen wat zij gevonden hebben.
“Ze hebben haar inderdaad als hun dochter geïdentificeerd. Ik heb hen in een hotel laten onderbrengen. Morgen willen ze naar de vindplek toe. Ik heb nadien nog even met ze gepraat, of ze wellicht een idee hadden wie hun dochter omgebracht kan hebben. Dat hadden ze niet, maar haar vader vertelde wel dat Birgit van jongs af aan agenda’s bijhield als een soort van dagboeken. Hij opperde dat daar wellicht een aanwijzing in zit of aanwijzingen in te vinden zijn.”
“Hm, vreemd. We hebben geen agenda’s gevonden. En ook haar laptop is er niet.”
“Dus iemand is ons voor geweest?”
“Dat lijkt er verdomd veel op, ja. Dus Forensisch moet maar door het appartement heen.”
Waarna hij haar vertelt wat ze in de slaapkamer hebben gevonden.