2. Gedropt

Hij is op weg naar Den Haag, voor een meeting in het World Forum over de misdaad, die steeds meer grensoverschrijdend wordt. Cybercrime, kinderporno, de in- en uitvoer van drugs en de toenemende productie ervan hier in Nederland en daarmee de zorgwekkende komst van zware jongens van de Mexicaanse drugskartels vandaan. Voor hen, als politie, is het zaak daarop in te spelen, de samenwerking zoeken met korpsen over de grens en agenten in die landen stationeren. Hij is er een groot voorstander van.

De telefoon gaat. De display laat zien dat het zijn chef is, Sabrina Hoogenboom, commissaris van de dienst regionale recherche.
“Met Sabrina. Waar ben je?”
“Ik rijd net de Hubertustunnel uit.”
“Rijd maar door naar Den Haag-Zuid, Lars. Ze hebben daar een moord in de duinen en gelijk het verzoek bij ons neergelegd om mee te kijken. Op de infotainment heb ik de locatie gezet en je aanwezigheid bij de bijeenkomst heb ik afgemeld. Houd me op de hoogte.”
Hij ziet dat hij naar de andere kant van de stad moet. Een stad die hij eigenlijk niet goed kent. Het centrum een beetje en de omgeving van het hoofdbureau, maar daarmee houdt het op.
Hoewel hij niet van de toeters en de bellen houdt, heeft hij ook geen zin om zich door de spits op te laten houden. Hij laat het zijraam zakken, plaats het zwaailicht op het dak van de BMW, zet de twee blauwe zwaailichten in de gril aan en de sirene.

De dood kent vele kanten. De natuurlijke, hoewel die ook wreed kan zijn. De slachtoffers die bij ongelukken omkomen. Degenen die het leven laten door een misdrijf en die mensen zoals hij ertoe aanzetten om alles uit de kast te halen om zo’n zaak op te lossen. Voor henzelf, maar bovenal voor de nabestaanden. Wat wringt, is dat het niet altijd lukt. Hij kent ze helaas ook in de bijna vijfentwintig jaar dat hij moordzaken onderzocht en het onbevredigende gevoel dat er aan vast zit als ze niet tot een oplossing leidden.
Gedachten die hem niet beletten zijn aandacht bij de weg en het verkeer te houden.

Hij passeert een wijk met flats die uitkijken op het groen. Erna een straat waarlangs fraaie twee-onder-één kap woningen staan die, zo vermoedt hij, van voor de oorlog zijn. Ze doen hem een beetje denken aan zijn huis in Warmond. Het is in dit gedeelte van Den Haag niet verkeerd wonen, is zijn conclusie.
Na een villawijk en een kruising moet hij er bijna zijn en hij zet de sirene vast uit. En ja, in de verte ziet hij al de blauwe zwaailichten van een schuin over de weg gezette politiewagen. Als hij daar is, ziet hij hoe een tweede wagen de toegang tot een groot parkeerterrein blokkeert en een eind verderop staat een derde over de weg die de doorgang vanaf die kant verhindert.
Op de stoep voor een restaurant staat een groepje nieuwsgierigen. Hij brengt zijn auto een eindje aan die van de agenten voorbij tot stilstand en zet de zwaailichten en de motor uit. Voor een moment blijft hij zitten, terwijl hij met een frons naar een twintigtal voertuigen kijkt die links en rechts van de weg netjes naast elkaar in de parkeerstroken staan. Waar zijn de inzittenden ervan?
Zo gauw hij is uitgestapt, meent hij de zilte lucht van de zee te ruiken, maar misschien is dat suggestie nu hij tussen de duinenrijen staat. Het is alweer te lang geleden dat hij in de duinen en aan het strand is geweest. Maar daarvoor is hij niet gekomen.
Hij werpt kort een blik op het parkeerterrein, waar alleen een camper op staat. Het kenteken laat zien dat die uit Duitsland vandaan komt. Waarna hij op de twee agenten afstapt, een man en een vrouw. De laatste roept hem al toe dat de PD over het houten bruggetje is en ze wijst langs de geparkeerde wagens.
“Bedankt. Weet je toevallig ook wie er de leiding heeft?”
“Ja, inspecteur Harder. U kunt haar niet missen, spijkerbroek, zwart leren jasje.”
“En dan heb ik nog een vraagje, van wie al die auto’s zijn.”
Ze lacht.
“Dan bent u vast niet van hier. Die zijn van vakantiegangers die huisjes op het strand hebben gehuurd.”
“Aha. Dat klinkt niet verkeerd. Nou, nogmaals bedankt.”

Harder. Hij heeft niet eerder met haar gewerkt, maar wel een keer ontmoet bij een meeting over mensenhandel, zowel de seksuele als de economische uitbuiting. Janet Harder. Hij moet weer glimlachen toen ze bij de voorstelronde duidelijk aangaf dat haar voornaam Ja net was en niet Jeanette. Ze was net vanuit Amsterdam naar de Haagsche eenheid verkast en als hij het zich goed herinnerde kwam ze bij Zeden vandaan.

Meteen nadat hij het bruggetje over is gestoken, ziet hij haar al staan op het door wandelaars gecreëerde paadje tussen duinopgang dan wel –afgang en het parkeerterrein. In een strakke, donkere spijkerbroek, de handen in de zakken van het korte leren jasje.
Als ze hem ziet aankomen, verschijnt er een vermoeide glimlach op haar gezicht.
“Hai. Lars is het, toch? Je achternaam ben ik kwijt.”
“Wielaert,” en hij drukt haar de uitgestoken hand.
“En ik ben…”
“Nog steeds Janet Harder?” knipoogt hij.
“Je hebt een goed geheugen.” Ze knikt naar de met schermen afgezette plaats delict. “Het is mijn eerste moordonderzoek en het leek me verstandig om bij deze zaak gelijk jullie er bij te vragen.”
Hij is er gelukkig mee dat regionaal er gelijk bij betrokken is, omdat het lastiger is er pas op een later tijdstip in te stappen en zich in de materie verdiepen.
“Wat hebben jullie?”
Ze slaakt een zucht.
“Een jonge vrouw, gedropt in een vennetje. Compleet naakt. De polsen op de rug gebonden met een lang stuk touw, een tweede door haar paardenstaart gevlochten en een derde als een strop om haar nek en die heeft die gebroken.”
“Dat klinkt als een uit de hand gelopen SM gebeuren. Hebben jullie een schatting hoelang ze dood is?”
“De arts schat, met natuurlijk de nodige slagen om de arm, een uur of tien tot twaalf. Ergens laat gisteravond dus omgebracht. En vannacht hier gedropt, waarschijnlijk na één uur. Want het restaurant dat je bent gepasseerd, is tot elf uur open en wordt bezocht door mensen uit de wijk en door vakantiegangers die op het vakantiepark aan het einde van de weg verblijven. De bedrijfsleider heeft rond kwart voor één afgesloten.”
Ze bijt even op haar onderlip.
“Ik heb de politiehelikopter foto’s laten maken van het gebied, een politiehond heeft een spoor gevolgd van het vennetje naar een parkeervak vlak naast het bruggetje. Agenten zijn de huurders van huisjes op het strand aan het langsgaan en ik laat een A4tje maken in het Nederlands, Frans, Duits en Pools die ik laat uitdelen op het vakantiepark.”
“Prima. Ik laat iemand bij ons de camera’s in dit gebied opzoeken en naar de beelden kijken tussen middernacht en 5 uur.”
“Top. En o ja, er is geen match tussen haar en als vermist opgegeven vrouwen.”
Ze gebaart naar de schermen.
“Zullen we? Want ik neem aan dat je de situatie ter plekke wilt zien.”
“Ja.”
By the way, leid jij vanaf nu het onderzoek?”
“Vooralsnog loop ik naast je mee,” laat hij in het midden.

Achter de schermen is het zoals Janet min of meer geschetst heeft. Alleen niet dat de touwen vanaf haar polsen en de paardenstaart, net als die van de strop, nog een flink stuk aan lengte hebben.
“Het touw door haar staart,” kijkt hij haar aan. “Was dat om haar hoofd omhoog en naar achteren te trekken?”
“Zodat ze gedwongen werd om iemand te moeten pijpen?”
Bespeurt hij heel even een andere glans in haar ogen?
“Misschien,” aarzelt hij, om dan peinzend zijn blik af te wenden.

Gepubliceerd door

hansbakkerschrijft.com

Ik schrijf vanuit de behoefte om zo nu en dan mijn fantasieën in verhalen om te zetten. Verhalen die erotisch, erotisch getint dan wel bizarre vertellingen zijn. Weet daarbij in elk geval dat ik ernaar streef om in mijn schrijfsels niet te kwetsen en de dingen niet ordinair te verwoorden. Wat voor mij voorop staat is de wens jou leesplezier of –genot te bezorgen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s