Het is alsof ik tegen een blok beton aanren. Hij wankelt niet eens! Slechts één pasje en een gegrom als hij zich omdraait en zijn hand me bij de haren grijpt en mijn hoofd met een ruk naar achter trekt. Zijn staalblauwe ogen gloeien.
“Dat was een zeer onverstandige actie van je. Kon je je nieuwsgierigheid niet bedwingen om de strafkamer te zien?”
Rustig lopend, ik kan hem net op mijn knieën wankelend bijhouden, trekt hij mij jankend aan de haren mee. Hij draait het slot los, opent de deur en trekt me de ruw houten vloer op. Ik schreeuw het uit van ontzetting. Kooien en andere metalen dingen, houten blokken en kisten.
Hij sleept me mee naar een kist, die niet helemaal kubusvormig is; het middenstuk van één zijde is wel recht en loopt tot aan bijna beneden toe, maar de twee stukken aan weerskanten ervan lopen schuin af en steken een eind over het blok vandaan waar de kist op staat.
Hij sleurt me erlangs naar de andere kant, die open is.
“Kruip er in, je benen en voeten eerst.”
Hij laat mijn haren niet los, maar geeft me wel iets meer bewegingsvrijheid.
Ik kruip op het blok, ga op mijn kont zitten en steek mijn voeten in de kist, waarna ik er in schuifel.
Het is maatwerk. Door rechtop te zitten kan ik mijn hals net in een uitsparing aan de bovenkant krijgen. En met mijn voeten in het uiterste puntje van het schuin aflopende deel en mijn onderbenen erlangs pas ik in de kist, maar het is krap. En dan zet hij ook nog eens een achterwand ertegenaan en zit ik opgesloten in de kist! Alleen mijn hoofd steekt er nog bovenuit. En een rechtop staande ijzeren stang schuin voor me.
Ik ben bang. Heel bang. Voor hoelang moet ik hierin blijven? Toch niet de hele nacht? Of, en laat dat in godsnaam niet zo zijn, voor nog een langere tijd?
Even is hij uit mijn beeld vandaan, maar als hij terugkeert, gil ik als ik zie wat hij omhoog houdt; het lijkt op een zware ijzeren helm, met een brede spleet op ooghoogte en een rond gat op mondhoogte. Boven het neusgedeelte loopt een licht gebogen richel.
Hij trekt zich niets aan van mijn gegil en zet de helm over mijn hoofd heen.
“Zo,” en hij moet wat harder praten om het hoorbaar voor mij te maken, “bijna klaar. Ik zet allereerst een trechter met slangetje en een emmer onder je kut, zodat je je pis kunt laten lopen. En reken maar dat je moet plassen.”
Hij gaat door de knieën. Hoe wil hij in hemelsnaam een trechter daaronder krijgen? Pas als ik zijn vingers tegen mijn lippen voel, herinner ik me weer dat het middenstuk niet helemaal tot onder aan toe door liep.
Een vinger dringt bij me naar binnen, stoot in mijn kutje op en neer. Ik hijg. Vanwege het vernederende, het is alsof ik verkracht word, dat gevoel heb ik erbij.
De vinger verdwijnt en ik voel hoe iets tussen mijn dijen wordt geplaatst.
Hij komt weer in beeld.
“Jammer hoor, ik had graag die heerlijke kut van je op een andere manier gebruikt. Maar dat komt nog wel, als jij besluit met mij verder te willen, hm?”
Nooit, gestoorde gek! Maar ik spreek dat wijselijk niet uit.
Hij verdwijnt weer uit beeld en als hij opnieuw verschijnt heeft hij een metalen trechter met een slangetje eraan in de hand. Ik kijk angstig toe hoe hij die met een vleugelmoer aan de opstaande stang bevestigt.
Hij houdt het slangetje omhoog, waaraan ik een rubberen mondstuk zie zitten. En dat nu mijn helm nadert.
“Mond open.”
Wat kan ik anders? Maar het idee bevalt me bepaald niet.
Het mondstuk wordt door het gat in de helm gestoken en dringt zich in mijn mond naar binnen, duwt mijn tong eronder. Het rubber sluit het gat in de helm compleet af en de slang wordt met een soort van drukknopen vastgezet.
Weer verdwijnt hij, om terug te komen met een slang waarvan ik het einde niet zie. Ergens boven me bevestigt hij die en het uiteinde hangt hij in de trechter.
Ineens voel ik een straaltje water mijn mond inlopen. Ik slik.
“Blijf slikken en vooral je niet verslikken en stikken, want dan moet ik je met kist en al op de brandstapel op het erf gooien.”
Ik slik.
“En dan moet ik niet alleen een nieuwe kist maken, maar ook op zoek naar een ander lekker wijf.”
Ik slik.
“Nou, dan wens ik je nogmaals een goedenacht en val vooral niet in slaap. En o ja, het water blijft de hele nacht doorlopen.”
Ik slik. Dat meent hij niet. Ik slik.
“Vandaar ook dat ik je zei dat je veel zal moeten plassen.”
Met een in mijn oren galmende lach loopt hij van me vandaan. Deze keer definitief, want ik hoor de deur dicht gaan.
Ik slik. En snik. Stapelgek is die kerel. Echt rijp voor het gesticht. Ik slik.
Ik wil niet stikken, ik wil ooit mijn dochters weer zien. En ik slik.
wordt wel bizar hoor.
LikeLike
Dat was het toch al 😉 Maar het laatste hoofdstuk, verklap ik dan al, is minder bizar hoor. Hoewel?
LikeGeliked door 1 persoon
brrr.
LikeGeliked door 1 persoon