Ik ben onderweg naar België. En waar ik anders met de snelheid bijna altijd net boven de toegestane zit, ligt het tempo nu beduidend lager. Ik heb geen haast om op mijn bestemming te komen, simpelweg omdat ik er niet naar uitkijk.
De ochtend na de sessie met mijn therapeute had ik het haar toegezegde berichtje ontvangen. Dat niet meer behelsde dan de datum dat ik in het correctiecentrum verwacht werd, het adres en haar woorden ‘Ik wens je veel sterkte’.
Wat ik daar kan verwachten? Ik heb geen idee. Maar ik vrees ellenlange gesprekken met de begeleidster, misschien psychologe of psychiater? Om op die manier van mijn verslaving af te komen? Een verslaving die mij nagenoeg iedere avond achter de laptop doet plaatsnemen om plaatjes te zoeken over mannen onder de brillen van toiletstoelen of –boxen, van vrouwen in luiers. Foto’s die appelleren aan mijn verlangens om dat zelf een keer mee te maken, te beleven, in het echt dus.
Misschien dat ik in het centrum er vanaf kom, maar ook van de behoefte en mijn verlangen naar? Mijn therapeute gaf aan van wel. Zelf twijfel ik op dit moment of ik dat wil. Oké, bevrijd van avond aan avond plaatjes zoeken, prima, maar …
De TomTom waarschuwt me op de ring rond Eindhoven dat ik dadelijk de afslag moet nemen naar Valkenswaard. Op de display zie ik dat ik nog vijf kwartier te gaan heb. Waarmee ik rond half zes daar ben waar ik verwacht word. En na die week als een man met normale seksuele behoeften vandaan ga?
België. Dat altijd, vind ik althans, meteen zo anders overkomt dan Nederland. De huizen ogen smoezelig, ongezellig, niet uitnodigend. Daarom ben ik zeer verbaasd als de navigatie meldt dat ik mijn bestemming bereikt heb en voor een moment vraag ik me af of ik het juiste adres wel heb ingevoerd.
De twee hoge, smeedijzeren en openstaande hekken geven toegang tot een met kiezelstenen bedekte oprit naar een zeer ruim bemeten landhuis. De gazons, omzoomd door heesters en bomen, liggen en staan er goed verzorgd bij. Het geheel ziet er eerder uit als een luxe hotel dan als een eh, centrum waar mannen als ik gecorrigeerd moeten worden.
Een bord geeft aan dat gasten hun auto aan de zijkant van het huis dienen te parkeren. Er staan drie andere wagens, wat me verwonderd. Ik zou hier toch de enige cliënt zijn van mijn behandelaar en haar team van vrouwen? Weer vraag ik me af of ik op het juiste adres ben, wat me er toe besluit om de weekendtas in de auto te laten.
Als ik de deur doorga, stap ik een ruime hal in. Ook hier heb ik weer het idee in een hotel te zijn, want achter een balie staat een goed verzorgde jongedame en een bordje op de desk vertelt me dat het de receptie is.
“Een – en ze kijkt even op haar horloge, lacht – goedemiddag nog net, zie ik. Welkom.”
“Dank u. Ik eh, ben ik hier aan het juiste adres voor het eh, correctiecentrum?”
“Ah, ja hoor. Dan bent u de heer – en ze kijkt snel op het blok dat voor haar ligt – Dekkers?” Ik knik. “Ja, dat klopt.”
“Nogmaals welkom.”
Ze legt een sleutel op de balie, met daaraan een houten plankje, waar het nummer 16 in is gebrand.
“Uw kamer bevindt zich op de eerste etage. Vanaf zes uur kunt u dineren in de eetzaal – ze wijst naar de deur in de hal, links van haar – en morgenochtend om negen uur wordt u hier bij de receptie verwacht en ontvangen worden door mevrouw Evy Mertens.”
Als ik de drempel over stap, heb ik de neiging om me even in de arm te knijpen om te weten of ik niet droom. Een kingsize tweepersoons bed, een bureau met een leren bureaustoel en voor het raam een tweezits bankje en fauteuil om een salontafeltje. Openslaande deuren naar een ruim balkon met ook twee makkelijke fauteuils. Hallo? Overdonderd ga ik op de rand van het bed zitten. Nou, om in deze ambiance vanaf morgen eh, gecorrigeerd te worden? Het lijkt meer op gepamperd worden, iets waar ik bepaald geen bezwaar tegen maak.
Ik sta op en loop de badkamer in, die me al weer versteld doet staan: een massage bad, een douchecabine, dubbele wastafel, toilet en bidet.
Ik krab me op mijn hoofd. Had mijn therapeute niet gewoon kunnen zeggen in wat voor luxe ik terecht zou komen? Dan had ik net even wat anders in mijn tas gestopt dan T-shirts, een joggingbroek en nog een spijkerbroek.
Na een excellent diner op het terras buiten de eetzaal, een voortreffelijke nachtrust en een prima ontbijt wacht ik om even voor negen uur in een fauteuil in de hal bij de receptie op de komst van Evy Mertens. Ik neem aan dat het niet de vrouw is die in een gebleekte, strakke spijkerbroek en een wit T-shirt door de voordeur binnenkomt. Ze is vrij breed van boven en in de heupen, waarbij het shirt niet de vetrolletjes weet te verbloemen. Stevige kont. Ze heeft een tattoo aan de binnenkant van haar rechter onderarm, net boven de pols. Asblond haar tot op de schouders, met donkere plekken bovenop en aan de punten. Zoiets zal vast een naam hebben, bepeins ik.
Ze draait zich om en stapt op mij af.
“Dennis?”
“Ja.”
“Evy.” Een stevige handdruk. “Ik ben de beheerder van het centrum en tevens uw begeleider voor de komende week. Gaat u mee?”
Kordaat, is wat in me opkomt. Een wat nasale stem, een beetje als die van miss Fran Fine in de Nanny.
Terwijl we door de tuin langs de zijkant van het landhuis lopen, vraagt ze: “Er is u niet gezegd wat er staat te gebeuren, hè?”
“Nee, dat klopt. Er is me alleen verteld dat u en uw team mij gaan behandelen en eh, mij van mij verslaving en voorkeuren proberen af te helpen.”
“Dat pogen wij hier inderdaad en wel door bij u een afschuw voor uw voorkeuren teweeg te brengen, wat gebeurt door het volgen van een intensieve therapie, waar geen ontkomen aan is voor u.”
Dat klonk heftig! Vandaar dat mijn therapeute me veel sterkte wenste?
We zijn bij een oude, maar stevig uitziende houten deur in een hoge, eveneens oude stenen muur aangekomen, die dat wat erachter ligt van het landhuis scheidt.
Als ik achter haar aan de deur doorga, zie ik een boerderijachtige woning. In ieder geval heeft het huis aan de zijkant een vrij grote moestuin, die achter ook nog een flink stuk doorloopt.
Ze gaat me voor naar binnen, een kamer in waar alleen een bureau en bureaustoel en een smalle metalen kast staan. Zij gaat zitten.
“Kleedt u zich maar uit, uw kleren kunt u in die kast bergen.”
Terwijl ik me nog aan het uitkleden ben, gaat de deur open en een frêle jonge vrouw komt binnen. Kort rood haar, bruin leren jurkje. In haar hand een plastic mand, waar ik zwarte leren boeien en kettingen in ontwaar? De schrik slaat om mijn hart. Wat gaan zijn met mij doen!