Nietsvermoedende meisjes, boze wolven, eenzame prinsessen en dappere krijgers. Ik bevond me in het sprookjesland van Noord-Hessen, het land waar de gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm in de 19e eeuw hun sprookjes schreven.
De steden, dorpen, licht glooiende hellingen, machtige burchten, romantische kastelen en donkere wouden waren voor mij ook het decor voor mijn fantasiereis, vormgegeven in een aantal vertellingen.
Het eerste verhaal was In het land van Roodkapje.
Het tweede verhaal Een boom voor Marlène.
Hieronder vind je het derde verhaal.
De krijger en de zeven meiden, 1
Met mijn voet op de onderste plank van de omheining, die de afscheiding vormt tussen de tuin en het weiland en daarachter bos, staar ik peinzend voor me uit.
Dus, omdat die twee gebroeders Grimm hier ooit hebben gewoond en hun sprookjes hebben neergepend, is dit sprookjesland geworden. Iets waar ik in de afgelopen dagen niets van heb gemerkt, gevoeld of beleefd. Wat ik wel ervaren heb en ook volop van heb genoten, is dat dit een betoverend mooie streek is, dat is zeker.
Dat ik dat andere niet invoel, heeft misschien te maken met dat ik niet in sprookjes geloof. Voor mij zijn het gewoon angstaanjagende vertellingen voor kinderen, die hen nachtmerries bezorgen en hun ouders vervolgens gebroken nachten.
Dat ik wel van sprookjes houd, heeft te maken met soms de bizarre fantasieën die ze bij me op kunnen roepen. Bijvoorbeeld van een stevige vrouw met kastanjebruin lang en krullend haar in een bruin leren rokje en hesje, die tegen de bosrand mijn richting uit staat te kijken.
Huh? Ben ik aan het hallucineren? Ik wrijf me in de ogen, maar zie haar daarna nog steeds staan. Totdat ze zich omdraait, waarna ze door het bos opgeslokt lijkt te worden.
Als dit niet een droom was, dan was het zeker bizar, want kom op, een vrouw in spannend leer die door het bos struint?
Ik kon natuurlijk kijken of er iets van een pad of paadje was dat het bos inleidde, want ik was best nieuwsgierig of ik had gezien wat ik dacht gezien te hebben. Alleen zou ik daar een flink end voor moeten omlopen en daarmee was ik haar zeker kwijt, mocht ze geen hersenschim zijn geweest. Dus besloot ik de schapenweide en de gisteren bemeste akker over te haasten naar de plek waar ik dacht dat zij verdwenen was.
Alleen was er geen bospad te bekennen. Ik liep een stuk naar rechts, vervolgens de andere kant op, maar ik passeerde niets dan dicht op elkaar staande bomen.
Plots hoorde ik: “Hé, pssst …”
Met een ruk keerde ik me om naar de bomenrand.
“Kom, kom.”
Ingespannen tuurde ik het bos in en ineens zag ik haar staan tussen de bomen, een eind van me vandaan. Mijn ogen gingen langs de begroeiing en ik zag achter een struik verscholen iets dat je een paadje kon noemen, bijna nog smaller dan een ruiterpad.
Ging ik op haar uitnodiging in? Ja, want ik was hiernaartoe gerend in de hoop haar te zien en om …, ja, om wat?
Ik wurmde me door de struik heen en vervolgens moest ik de eerste meters diep gebogen verder gaan vanwege laaghangende takken, voordat ik de rug weer kon rechten en haar niet meer zag. Shit, waar was ze gebleven?
“Kom dan,” hoorde ik haar weer.
Ja, verdomme, kom dan? Waarom kom je niet gewoon mijn kant uit als jij mij ook graag wilt zien? Ik aarzelde. Had het zin om door te lopen? Waarschijnlijk kende zij het bos en bewoog zij zich sneller voort dan ik kon doen. Of wilde ze me dieper het bos in hebben en wachtte ze me daar op, om wat voor reden dan ook? Want ze zou toch een bedoeling hebben met haar verlokkelijke geroep. Nou vooruit, kwaad kon het niet om nog een stukje verder te gaan.
Het pad begon te klimmen en na een tijdje ging het flink stijgen, maar van haar was niets te bekennen en er klonk ook geen uitnodigend geroep meer. Ik vond het daarom welletjes.
“Zo, en wat doe jij in mijn bos?”
Ik schrok zo, dat ik me verstapte, struikelde en met moeite overeind bleef. Haar stem was van achter me gekomen, ik draaide me om. Een eindje van me vandaan stond zij en ze zag eruit als …, een krijger uit de Middeleeuwen?
Geschokt en tegelijk met iets van lichte opwinding keek ik naar het borststuk, waarvan het leer haar puntige borsten en tepels ‘uittekenden’. Om op te zuigen, zo lekker zag dat er uit.
“Eh, u was toch degene die mij riep om te komen?”
Het middenrif was bloot en de spierbundels liepen er over heen. Daaronder een rokje van stroken leer, waarvan ik vermoedde dat als ze liep het liet zien wat ze eronder droeg.
“Misschien riep ik mijn hond.”
Wat me verontrustte, waren de pijlen die boven haar ene schouder uitstaken en een boog in de hand. Of het dolkmes dat in een schede aan een riem op de heup hing.
“O. Ja. In dat geval…”
“En jij dacht, een lekker wijf in het bos, die wil ik wel eens…”
“Nee!”
“Nee? Waarom joeg je dan achter me aan?”
“Eh.”
“Volgens mij ben jij gewoon een geil mannetje dat wil neuken. En dat komt mooi uit, want ik heb zeven meiden die dat ook willen.”
Mijn oren klapperden en mijn bek viel zowat open. Had ik haar nou goed verstaan?
“Nou, dat hoeft echt niet hoor.”
“Draai je om en klim verder de berg op.”
Ik wachtte, staarde naar haar rokje. Zou haar slip ook van roodbruin leer zijn? Een hand van haar ging omhoog, naar de koker met pijlen.
“Of ik doorboor je met een pijl, wat ik probleemloos kan doen, omdat jij op privéterrein was en probeerde me aan te vallen.”
Ik vermoedde dat ze de boog al gespannen had, voordat ik bij haar kon zijn. En daarbij kwam dat ik geen held was. Daarom draaide ik me om, bang voor wat me te wachten stond, voor wat haar plannen waren. En wat was dat met die zeven meiden? Liep er een heel leger van haar soort hier door de bossen?
Het werd hard werken om omhoog te gaan en al gauw stond het zweet me op de rug van de inspanning, zweet dat zich mengde met mijn angstzweet. Een tocht die we zwijgend aflegden.
Dan, net over de top, ontwaarde ik een aantal gebouwen. Vakwerkhuizen, zoals ik al vele in deze streek had gezien. Een grote, van drie verdiepingen, dwars daarop een lagere van twee en los daarvan een schuur.
“Laat je spijkerbroek zakken tot op je enkels.”
Nee! Maar ik durfde haar kortaf gegeven bevel niet te negeren.
“En nu op je buik liggen, handen op je rug.”
Ik lag net op de grond, toen ik haar kont op mijn schouders voelde en haar gelaarsde benen aan weerskanten van mijn gezicht verschenen. Ik rook de geur van leer en aarde en gras. En merkte hoe touw om mijn polsen ging en die bij elkaar bonden. Ze kwam weer omhoog.
“Staan.”
Ze ging voor me staan, trok mijn broek op en riemde die weer vast. Een paar zweetdruppels parelden op haar borst net boven het borststuk en eentje gleed net daarin.
“Wat ga je met…”
“Lopen, naar de gebouwen toe.”
Ik zette me in beweging, maar terwijl ik de hier glooiende helling afliep, probeerde ik het nog een keertje.
“Is dat daar je…”
Eindelijk kwam er wat meer uit.
“Wat je voor je ziet, is een correctie- of opvoedcentrum voor slavinnen en slaven. Meesters en Meesteressen kunnen hen er voor een aantal dagen tot een paar weken onderbrengen. En in die tijd worden ze heropgevoed door De Meiden.”
“En dat zijn jouw zeven…”
“Vriendinnen. Die mij hebben gevraagd mannenvlees te leveren, want daar zitten ze al een dikke maand zonder. Er verblijven op dit moment alleen twee slavinnen.”
Ho, dit moest ik even voor mezelf resumeren, terwijl ik gedwee door liep. Wilde ze beweren dat daar, in die gebouwen, zeven vrouwen op me wachten om …? Een lichte geilheid bekroop me, maar hé, ik was bepaald geen hengst die eventjes zeven meiden kon afwerken. Misschien twee, hooguit. Of …, gingen zij me een paar dagen vasthouden? Opnieuw brak het zweet me uit. Was ik verdomme maar nooit het bos ingegaan! Dan zat ik lekker op het terras bij mijn vakantieverblijf aan een wit wijntje te genieten van het uitzicht.